Bewust ouderschap is een revolutionaire daad

Grenzen stellen, duidelijk en consequent zijn: dat lijken dé toverwoorden als het om opvoeding gaat. Ouders die kiezen voor een andere aanpak, hebben het in dit maatschappelijke klimaat niet makkelijk, stelt Dylan van Rijsbergen.

Recentelijk hield Stine Jensen zich in haar programma Dus ik ben bezig met opvoeding. Zoals altijd in dit programma nam ze zichzelf als voorbeeld: als alleenstaande moeder heeft ze het gevoel dat ze voortdurend faalt. Ze heeft het idee dat ze door haar dochter over zich heen laat lopen en dat ze haar teveel verwent. Haar 6-jarige wil bijvoorbeeld het liefst voor de televisie eten, terwijl Jensen er zelf belang aan hecht om aan tafel te eten. Vaak laat ze dat omwille van de lieve vrede maar gebeuren, vertrouwt ze de kijker toe. Een groot deel van het programma gaat vervolgens over de huidige maatschappelijke obsessie met ‘grenzen stellen’.

De nieuwe strengheid

Omdat het een filosofisch programma is, worden er ook grote denkers naar voren gehaald. Kant wordt genoemd, evenals Rousseau. Achttiende-eeuwse filosofen, alsof het huidige discours over ouderschap slechts een nieuwe manifestatie is van een driehonderd jaar oude ideeënstrijd. Maar is dat echt het hele verhaal? Ik denk dat we, om de ‘nieuwe strengheid’ goed te begrijpen, juist moeten proberen te onderzoeken wat er zo specifiek is aan de staat van onze huidige samenleving.

Over de pedagogische beperkingen van de ‘strenge opvoeding’ en die alom gelouwerde ‘duidelijkheid’ is op KROOST en in andere media al regelmatig geschreven, door Linda Rikkers bijvoorbeeld, en door Gabrielle Jurriaans en Annemiek Verbeek. Ik wil het hier echter vooral hebben over de maatschappelijke context van deze ‘nieuwe strengheid’. In het programma van Jensen worden twee achttiende-eeuwse filosofen besproken, waarbij de één (Kant) pleit voor het belang van de bewust cultiverende opvoeder en het tot autonomie uitnodigende gesprek, terwijl de ander (Rousseau) als voorbeeld van de romantische vrije opvoeding wordt genoemd: het kind dat alles zelf moet uitvinden. Het denken van Rousseau, zo legt filosoof Maarten Doorman uit, is een reactie op het strenge, Franse opvoedklimaat: de wereld van duidelijkheid, regels en structuur.

Neoliberaal arbeidsethos

De implicatie lijkt te zijn dat het hier om een universele, tijdloze filosofische discussie gaat. Er is de strenge (Franse) opvoeding, daar tegenover de vrije opvoeding van Rousseau en daar tussenin het tot autonomie uitnodigende gesprek van Kant. Dat is een aardig schema, vooral ook omdat het niet in de fuik van de simpele tegenstelling tussen vrij en streng valt en een meer dialogische methode als alternatief benoemt. Het verklaart echter niet waarom de nieuwe strengheid juist nú zoveel opgang doet. Dat is niet alleen te verklaring als een reactie op de ‘vrije’ opvoeding van de jaren zeventig. De nieuwe strengheid past in de huidige, van een neoliberaal arbeidsethos doortrokken maatschappij.

In een samenleving die zo gericht is op wantrouwen, controle en schuldgevoel als de onze, moet verbindend ouderschap elke dag bevochten worden.

Sinds de jaren tachtig is het neoliberale politieke denken sterk in opkomst. Het voert te ver om in dit artikel de aard van dit denken op economisch en politiek gebied uitgebreid te bespreken, maar belangrijk in deze context is vooral het mensbeeld dat daarbij hoort. Volgens de filosoof Zygmunt Bauman stimuleert het neoliberale individualisme ieder mens om vooral vanuit eigenbelang te denken: om in het eigen handelen de maximalisering van het eigen nut op nummer één te zetten. Het gevolg daarvan is dat men de medemens minder vertrouwt: de ander zal immers ook vooral handelen vanuit het eigenbelang. Het effect van dit neoliberale gedachtegoed en vooral ook van de economische en politieke maatregelen die daar het gevolg van zijn, is dat de cementlaag van onderlinge verbondenheid van onze samenleving steeds poreuzer is geworden.

Wantrouwen en controledrang

Laat ik ter illustratie een maatschappelijke ontwikkeling van de laatste decennia noemen: de zorg. De privatisering van de zorg heeft geleid tot meer competitie tussen zorginstellingen. Zo werd het grote probleem van de jaren negentig, de wachtlijsten, opgelost. Maar nadat de marktprikkel was geïntroduceerd in de zorg, was de neoliberale geest uit de fles. ‘Kwaadwillende’ ziekenhuizen en artsen konden nu overbodige operaties en luxe-behandelingen gaan aanbieden. Resultaat was dat de verzekeringen de controles op de zorginstellingen gingen opvoeren, wat weer leidde tot meer bureaucratie en hogere administratieve lasten voor het zorgpersoneel. Samengevat: er wordt marktwerking ingevoerd, deze marktwerking produceert egoïstisch marktgedrag, dat leidt tot een algemeen gevoel van wantrouwen, wat op zijn beurt weer leidt tot controledrang. Die controle leidt weer tot bureaucratisering die uiteindelijk veel meer tijd en ellende kost dan eigenlijk nodig is.

Vanuit dat wantrouwen ontstaat een controlebehoefte: er moet ‘duidelijkheid’ komen en die duidelijkheid moet afgedwongen worden door middel van straffen en belonen: de discipline.

Waar raakt dit nu aan die nieuwe strengheid? Ook hier is sprake van wantrouwen. Zoals Linda Rikkers eerder schreef: ‘strenge’ ouders denken dat kinderen geneigd zijn tot het slechte. Ook kinderen zijn volgens die redenering uiteindelijk egoïstische wezens die – als je ze niet stevig in de teugels houdt – niets anders doen dan het najagen van hun eigenbelang. Vanuit dat wantrouwen ontstaat een controlebehoefte: er moet ‘duidelijkheid’ komen en die duidelijkheid moet afgedwongen worden door middel van straffen en belonen: de discipline. Het ingewikkelde stelsel van stickers dat volgens sommige behavioristische methodieken gebruikt kan worden om kinderen voor gewenst gedrag te belonen, heeft zelfs iets weg van bureaucratie. We beginnen al vroeg met formulieren invullen, met het noteren van prestaties. En zo leren we het kind niet te denken vanuit zichzelf in relatie tot anderen, maar vanuit de maximalisatie van het eigen gewin.

Die controle, dat straffen en belonen, werkt om heel veel redenen vaak niet. Ouder krijgen daardoor het gevoel dat ze tekort schieten, nog niet streng genoeg zijn, over zich heen laten lopen. Als je immers gelooft dat kinderen tot het slechte geneigd zijn en dat discipline daarom nodig is, dan faal je als ouder als het kind ondanks al je inspanningen op dat gebied toch niet het gewenste gedrag vertoont.

Dat idee van individueel falen, van schuld, dat is eveneens een typerend kenmerk van het neoliberale levensgevoel. De zorgverlener die zijn werk niet afkrijgt binnen de opgelegde beperkingen voelt zich schuldig (en werkt over), de zzp’er die zijn opdracht niet binnenkrijgt faalt (en zet nog een tandje bij), mensen die om een uitkering vragen hebben het altijd aan zichzelf te wijten (en kunnen dus gedwongen worden om vernederend werk te doen) enzovoort enzovoort.

De ouder die zich losmaakt van de nieuwe strengheid en naar verbinding zoekt, breekt namelijk met de maatschappelijke consensus: er vindt een kleine revolutie plaats. En dat kan niet ongestraft voorbijgaan.

Schuldgevoel

In het programma Dus ik ben is die neoliberale cyclus ook te zien; van schuldgevoel naar een filosofie van wantrouwen en controle, naar nog meer schuldgevoel. Uiteindelijk krijgt Jensen echter van een Gordon-achtige therapeut te horen hoe ze juist de verbinding met haar dochter moet zoeken waardoor ze de vicieuze cirkel van de nieuwe strengheid kan doorbreken (en uiteindelijk samen met haar dochter voor de televisie eet en het toetje gezamenlijk nuttigt). In het programma lijkt presentatrice Jensen dus te kiezen voor de filosoof Kant. Maar de implicatie daarvan in het huidige klimaat (wat ook duidelijk werd in de reacties op de uitzending op sociale media) zijn groot. De ouder die zich losmaakt van de nieuwe strengheid en naar verbinding zoekt, breekt namelijk met de maatschappelijke consensus: er vindt een kleine revolutie plaats. En dat kan niet ongestraft voorbijgaan.

In een samenleving die zo gericht is op wantrouwen, controle en schuldgevoel als de onze, moeten vormen van empathisch en responsief ouderschap elke dag bevochten worden. Niet alleen op een omgeving die het veelal niet snapt, maar ook op onszelf. Wij zijn namelijk zelf ook het product van neoliberale ideologie: dag in, dag uit worden we in ons werk en daarbuiten bestookt met boodschappen die ons manen om het maximale uit onszelf te halen. Gedisciplineerde harde werkers moeten we zijn, permanent bezig met zelfverbetering.

Intussen zijn we vervuld van angst om te falen, ook in de opvoeding. Bewust, onvoorwaardelijk ouderschap is de revolutionaire daad om die maatschappelijke disciplinering te laten voor wat het is en in plaats daarvan juist te zoeken naar onderlinge verbondenheid. Een manier van opvoeden die de tegenstelling tussen ‘streng-zijn’ en ‘verwennerij’ ontstijgt.

Standaard afbeelding
Dylan van Rijsbergen

Dylan van Rijsbergen (van oorsprong historicus) schrijft over verschillende vormen van emancipatie. Zo schreef hij bijvoorbeeld het boek Het onbehagen van de man (2009) over veranderende mannelijkheden. Ook is hij geboeid door vaders die zorgen, door stereotypering van jongens en meisjes en door de emancipatie van het kind an sich. Het persoonlijke is voor Dylan (bijna) altijd politiek. Dylan is een gelukkige vader van twee stoere dochters, een kleuter en een dreumes.

Artikelen: 5

2 reacties

  1. Graag de auto-piloot uit, ook op CJG. Als men vraagt naar de keuze van de school van een kind, dan enigszins bereid zijn mee te denken over de hierbij gepaarde opvoedstijl van ouders en niet lukraak uit te kramen dat strengheid een vereiste is!! Het is zelfs zo erg dat zelfs met bekend zijn van vragen van ouders er bij fyieke controles niet meer naar gekeken worden. Elke keer alsof ze je voor het eerst zien! Moedeloos word je hier als ouder van. In de oude tijd zou men zeggen, let eens op.. We zijn vandaag doorgedraaid, BSN-nrs is wat de klok slaat. Dus vind een kinderarts van het CJG vervelend als de oogtest opnieuw moet van een kind van bijna 4. Bespottelijk!!!

Geef een reactie

slot pro jepang